woensdag 10 oktober 2007

Bittersweet playfight

Aan kinderverhalen ontleend, het verhaal voor volwassenen is altijd grimmiger. Rupsje nooit genoeg wordt een vlinder. Zwarte vlinder, zwarte spin, zwarte weduwe, zwarte weduwespin, de Mégane.

Gevoelloos pokeren, berekenend zonder garanties. Take no prisoners. Dus zonder plezier maar gretig prik ik hem. Starre blik, gemene trek om mijn mond en ik zie zijn verwarring. Is dit spel, houdt zij me voor de gek, maakt ze me belachelijk. Ik lach en ik bijt hem, leg zijn handen op mij. Ik krijg het voordeel van de twijfel want hij is voorspellend zwak voor illusies.

He wants to feel my tongue en ik sla hem met vlakke hand. Ik draai me om. Hij is boos. Zijn onderarm om mijn hals, nu bijt hij mij in mijn schouder, zachtjes. Verplaatst zijn arm, langzaam, zijn hand nu op mijn keel en hij draait me terug. Ik sla hem weer. Toneelspel, grote ogen maar ik ben niet verwilderd. As if the power has shifted. Dat duivelse lachje heeft hij van mij afgekeken.

De druk is groter en ik krijg het benauwd. Hij heeft mijn polsen vast boven mijn hoofd met zijn andere hand. Mijn borst gaat op en neer, pareltjes zweet. Hit me. Maar dat durft hij niet. Nog steeds die twijfel, “playfight of ga ik te ver?” Ik beledig hem, weer die waas over mijn ogen. Dan kust hij me hard, dwingt zijn tong in mijn mond en hij bijt als eerste. Ik proef ijzer.

Ineens kan ik weer vrij ademen want hij scheurt mijn hemdje en rukt de bandjes van mijn bh omlaag. Hij heeft twee handen nodig, laat ook mijn polsen los. Even doe ik niets, dit is te makkelijk. Ik sla hem, probeer weg te komen, hij duwt me hard weer tegen de muur want slaan durft hij nog steeds niet, kneust mijn huid en het kleurt meteen okergeel. I get so turned on en schreeuw ‘Dit is toch wat je wilt, laffe zak.’ Het duurt niet lang en het doet pijn en even voel ik me beter. Ik heb mijn nagels in zijn huid gekrast en hem daarna gekust met het zachte puntje van mijn tong. Hij zegt me nooit te laten gaan nu hij me gevonden heeft.

Als hij slaapt ga ik weg. Ik draag alleen mijn jeans, mijn beha in mijn tas, het gescheurde hemdje laat ik liggen. De voering van mijn jasje op mijn blote huid is koud en buiten regent het eenzame druppels. Ik kijk omhoog naar het openstaande raam. Hoeveel mooie argeloze mannen zijn er nodig om jou uit te wissen?

Geen opmerkingen: